Zelfportret
Onlangs vond ik een foto
van mezelf op schapenvacht
Zo’n roze, dikke baby
‘k Weet nog goed wat ik toen dacht:
Mijn god, wat was ik lelijk
monsterlijk, misvormd en kaal
met scheve neus en wangen
vlezig vet, echt abnormaal
Ik groeide op tot kleuter
Er veranderde niet veel
Mijn neus leek zelfs nog schever
en mijn ogen keken scheel
Met haren, rood als koper
werd ik door de klas gepest
Ze riepen: ‘Schele, rosse!
en men meed mij als de pest
Toen kreeg ik ook nog sproeten
Nergens op mijn lijf blijft ’t wit
Ik moet nu ook al brillen
en ik heb een scheef gebit
Dan zwijg ik hier nog over
mijn vervelend spraakgebrek
de steunzool in mijn schoenen
en het donshaar in mijn nek
Ik ben niet moeders mooiste
Dat besef ik al te goed
Toch voel ik mij niet zielig
ben zelfs vrolijk van gemoed
Want ik kan prachtig zingen
Je gelooft je oren niet
Ik zing net als een merel
in elke toon, in elke beat
Ik kwetter als een diva
operette en opera
Hier volgt een presentatie:
‘Funiculi, funiculaaaaaaa… !’
Maar ’t liefst speel ik theater
Acteren is mijn grootste wens
Zo met een valse neus op
word ik plots een ander mens
De sproeten zijn vergeten
Foetsie is mijn rosse haar
Verstopt met gekke pruiken
Weg is ook de stotteraar
Ik blaak van zelfvertrouwen
voel me lekker in mijn vel
Ik wuif eens naar de spiegel
en lach mijn oude ik vaarwel
Bronvermelding
Tekst en muziek: Karin Jacobs en Jelle Cleymans
Uitgebracht op: Als ik een goochelaar zijn hoed zie, is ’t konijn meestal Foetsie!