Een steen gezien op weg naar huis
Keimooi van kleur, speciaal van vorm
Die neem ik mee, diep in mijn zak
Bewaar hem naast de dode worm
Een elastiekje op de grond
Is handig voor mijn katapult
Een schelp? Wat doet die hier op straat
Mijn zakken raken goed gevuld
Een veter uit een voetbalschoen
een flessenstop, een eikeldop
een stuk van twintig eurocent
een weggegooide babypop
Je plukt het zomaar van de straat
en toch kijkt niemand er naar om
Ben ik alleen verzamelaar
of is de rest te blind, te stom
De wereld is een grote doos
een schatkist vol met mooie dingen
Mijn kamer is een klein museum
gevuld met veel herinneringen
Toch vindt mijn moeder dat niet fijn
want poetsen wordt een hele klus
Zij vindt die brol maar rommelig
Ik vind mijn kamer nu pas knus
Als ik iets zie, raap ik het op
en stop het in mijn regenjas
Want liefste ma, bedenk toch dit:
Misschien komt het
wel eens van pas!
Bronvermelding
Tekst en muziek: Karin Jacobs en Jelle Cleymans
Uitgebracht op: Als ik een goochelaar zijn hoed zie, is ’t konijn meestal Foetsie!