Je hoeft echt niet naar Afrika
om eens een kannibaal te zien
Ik ken er hier, heel dicht bij huis
toch minstens wel een stuk of tien
Je merkt het niet aan hun gezicht
want ze verbergen het heel goed
maar af en toe verraden ze
hun sterke drang naar mensenbloed
Al likkebaardend stappen zij
in allerijl op bus en tram
Ze loeren kwijlend naar je vlees
en schatten hoeveel kilogram
aan vet er aan je lichaam hangt
Ze ruiken stiekem aan je vel
maar net als ze een hap gaan doen
dan duw jij rechtstaand op de bel
Je stapt dan nietsvermoedend af
en loopt al fluitend over straat
Gehaast, want anders zwaait er wat
Je bent alweer zoveel te laat
Je ma zal niet tevreden zijn
Het avondeten wordt al koud
En welke smoes je ook verzint
je wordt beslist weer afgesnauwd
Je bent vlak bij je huis als plots
een man je op de schouders tikt
Je draait je om en ziet nog net
hoe hij aan zijn lippen likt
Hij smakt, hij kwijlt, hij watertandt
en net als hij zijn mond ontsluit
verschijnt je vader aan de deur
en scheldt je ongenadig uit
‘Alweer te laat! Nu is ’t genoeg
Jij kijkt een week niet naar tv’
Hij sleurt je bij die man vandaan
Jij denkt: ik zit in de puree
Geloof me, niets is minder waar
Je bent ternauwernood ontsnapt
aan een levensgroot gevaar
Die man had bijna toegehapt
Dus als je weer eens wordt gestraft
en je vindt dat een schandaal
bedenk dan dat je heel misschien
gered bent van een kannibaal
Bronvermelding
Tekst en muziek: Karin Jacobs en Jelle Cleymans
Uitgebracht op:Als ik een goochelaar zijn hoed zie, is ’t konijn meestal Foetsie!