Jan Klaassen
Jan Klaassen was trompetter in ’t leger van de prins
Hij marcheerde van Den Helder tot Den Briel
Hij had geen geld en hij was geen held
En hij hield niet van het krijgsgeweld
Maar trompetter was hij wel in hart en ziel
Het leger sloeg zijn tenten op
Voor Alkmaar in het veld
En zolang de vijand zich niet liet zien
Was iedereen een held
De kroeg werd als strategisch punt
Door ’t hoofdkwartier bezet
De officieren brulden: Jan
Kom, speel op je trompet
Ze werden wakker in de goot
In de morgen kil en koud
Maar Jan Klaassen sliep in de armen
Van de dochter van de schout
De prins sprak op inspectie
Tot de majoor van de compagnie
Ik zie hier alle stukken wel
Van mijn artillerie
Ja, zelfs dat kleine in uw kraag
En dat blonde in uw bed
Maar waar zit dat stuk ongeluk
Van een Jan met zijn trompet
En niemand die Jan Klaassen zag
Die bij de stadspoort zat
En honderd liedjes speelde
Voor de kind’ren van zijn stad
Jan klaassen zei: vaarwel mijn lief
Ik zie je volgend jaar
Wanneer de lente terugkomt
Dan zijn wij weer bij elkaar
De winter ging, de zomer kwam
De oorlog was voorbij
Maar ’t leger is nooit teruggekeerd
Van de Mookerhei
Geen mens die van Jan Klaassen
Ooit iets teruggevonden heeft
Maar alle kinderen kennen hem
Hij is niet dood hij leeft
Bronvermelding
Tekst en muziek: Rob de Nijs
Uitgebracht op: —