Het droomventje
Ik droomde gisteren van een ventje
En zijn buikje was van koek
Van sucade was zijn neusje
En van chocolade zijn broek
Ventje liep op witte klompjes
En die waren van foundant
En een lekkere stok van suiker
Had in zijn rechter hand
Weetje wat zijn oogjes waren
Kleine ronde stukjes drop
En hij had zo waar
Een hoedje van rozijnentulband op
Droeg daarbij een aardig kieltje
En dat was van pannekoek
En dat stond hem o zo netjes
Op zijn chocolade broek
Even later ging hij wandelen
En hij zong van tralala
En tot slot nam hij een stukje
Van zijn broek van chocola
Bronvermelding
Tekst en muziek: —
Uitgebracht op: —
Derde couplet:
Hij stak zijn armpjes in de hoogte
En hij riep ik ben een reus
Maakte met zijn beide handjes
Voor de grap een lange neus
En toen ging het ventje dansen
En het zong van tralala
En tot slot kreeg ik een stukje
Van zijn broek van chocola
Als kleine kleuter heb ik dit liedje in WO II geleerd van de nonnen, in het vrouwen-jappenkamp Poelau Braian bij Medan, Sumatra. Er was geen school, maar de nonnen namen die taak opzich.
Ik wist niet wat ik zong. De betekenis en de woorden van de lekkernijen van dit ventje was mij onbekend, maar niet voor mijn moeder. Door de hongersnood die er heerste, verbood zij mij dit liedje te zingen.