Een heel klein jongetje van drie jaar oud
Die liep eens bij zijn moeder weg
Ja dat was stout, ja dat was stout, ja dat was stout
Hij nam een grote appel mee en een sneetje brood
En zei: “Ik ga de wereld in ik ben al groot, ik ben al groot, ik ben al groot
Toen kwam er opeens een grote hond woef woef waf
Die pakte het stoute jongetje zijn boterham af, zijn boterham af, zijn boterham af
Het jongetje ging huilen en daar kwam moe
Die nam haar stoute jongetje naar huis weer toe, naar huis weer toe, naar huis weer toe
Bronvermelding
Tekst en muziek: —
Uitgebracht op: —