De herder (Op de grote, stille heide)
Op de grote, stille heide.
Dwaalt de herder eenzaam rond.
Wijl de witgewolde kudde.
Trouw bewaakt wordt door de hond.
En al dwalend ginds en her.
Denkt de herder: Och, hoe ver.
Hoe ver is mijn heide!
Hoe ver is mijn heide, mijn heide!
Op de grote, stille heide.
Bloeien bloempjes lief en teer.
Pralend in de zonnestralen.
Als een bloemhof heinde en veer.
En, tevree met karig loon.
Roept de herder: O, hoe schoon.
Hoe schoon is mijn heide!
Hoe schoon is mijn heide, mijn heide!
Op de grote, stille heide.
Rust het al bij maneschijn.
Als de schaapjes en de bloemen.
Vredig ingesluimerd zijn.
En, terugziend op zijn pad.
Juicht de herder: Welk een schat!
Hoe rijk is mijn heide!
Hoe rijk is mijn heide, mijn heide!
Bronvermelding
Tekst en muziek: —
Uitgebracht op: —