versie 1
Aan de oever van de Rotte
Tussen Delft en Overschie
Zat een kikvors luid te wenen
Met een zuigling op haar knie
Lieve kleine, sprak de oude
Zie daar ginds die ooievaar
’t Is de moord’naar van je vader
Hij vrat hem op met huid en haar
Potverdikkie, sprak de kleine
Heb die grote da’ gedaan
Als ik later groot en sterk ben
Zal ‘k ‘em op zijn donder slaan
Zie, de kleine groot geworden
Zag daar weer die ooievaar
En je zult het niet geloven
Hij vrat hem op met huid en haar
versie 2
Aan de oever van de Rotte
Tussen Delft en Overschie
Zat een kikvors luid te wenen
Met een zuig’ling op haar knie
Lieve kleine, sprak de moeder
Zie je daar die ooievaar
’t Is de moord’naar van je vader
Hij vrat ‘m op met huid en haar
Potverdorie, sprak de kleine
Heeft die rotzak dat gedaan
Als ik later groot en sterk ben
Zal ik ‘m op z’n falie slaan
Nauw’lijks was hij uitgesproken
Of daar kwam de ooievaar
Greep de kleine bij z’n lurven
Stopt ‘m bij z’n ouwe vaar
Eenmaal binnen aangekomen
Zag hij daar z’n vader staan
En toen zijn ze met z’n tweeën
Naar de uitgang toegegaan
Eenmaal buiten aangekomen
Zagen zij nog altijd groen
Hier uit blijkt dus dat de zuren
Van dat rotbeest het niet doen
Bronvermelding
Tekst en muziek: —
Uitgebracht op: —